Brief aan Sara Burgerhart
Ik zocht lang naar de juiste pen om je te schrijven. Een pen en inkt die het juiste gewicht aan mijn woorden geeft. Je bent een fictief personage, maar toch heb je echt bestaan. Ik schrijf je vanuit hetzelfde land waar jouw brieven begonnen. Ik schrijf je eeuwen later. Ik schrijf je in een tijd waarin ik meer mag zeggen dan jij ooit durfde te denken. Ik schrijf je in een tijd waarin ik meer mag doen dat jij ooit durfde te dromen. Maar ik schrijf je ook vanuit een tijd waarin dezelfde blikken nog bestaan.
Jij wilde over paden lopen die nog niet bestonden en waarop ik mag huppelen als ik wil, maar altijd met de kans op een afkeurende of minachtende blik, of zelfs iemand die wacht om me te laten struikelen. Ze applaudisseren voor me, maar er zijn altijd mensen die doen alsof. Die vinden dat het podium te groot is, de microfoon te luid. Dat er überhaupt geen podium zou moeten zijn. Dat ik andere taken te volbrengen heb.
Het grootste verschil is onze vrijheid, maar de grootste overeenkomst is de schijn waar jij van walgde. Onze grootste persoonlijke overeenkomst is dat wij schrijven voor iedereen die niet wil luisteren. Voor diegene die de klank van onze stem nog niet kent. Voor diegene die misschien, wellicht, ooit… Voor de hoop. De illusie misschien. Maar wij weten allebei dat wij niet gemaakt zijn om te zwijgen. Dat we moeten vertellen wat we zien, wat er speelt, dat de kracht van woorden nooit onderschat moet worden, maar de schijn ook niet.
Ik schrijf je met dit plantsoen in gedachten. Een plek die jouw naam zal dragen. Een plek die je gedachten wil eren. Een plek als eerbied voor jouw moed. Een plek die net als alle andere plekken veilig moet zijn voor iedereen. Maar ik schrijf je nog steeds vanuit een tijd waarin dat een illusie is.
We dragen sleutels in onze handen. Moeten verantwoording afleggen voor het niet willen van kinderen, voor fulltime werken, voor parttime werken. Ik schrijf je vanuit een tijd waarin niemand die vragen aan mij stelt. Waarin ik de uitzondering ben. Waarin ik me gelukkig prijs dat ze mij overslaan. Ik schrijf je vanuit een tijd dat die vragen, maar niet het lastigvallen mij bespaard blijven. Ik schrijf je wellicht vanuit een veilige bubbel. Die bestaan tegenwoordig, maar op straat knapt de bubbel.
Ik schrijf je vanuit een tijd waarin, zodra het schemert, je nadenkt of je nog wel een wandeling moet maken en welke straten het veiligst zijn. Ik schrijf je vanuit een tijd waar heel veel is veranderd, maar soms vraag ik me net als jij af; is het maar schijn? Hoe lang klinkt nog de stilte? Wanneer komen de verwijten? En wanneer blijft de bubbel intact in de schemer, maar ook zelfs overdag?
Er is veel veranderd, maar nog lang niet genoeg.